De zorg voor de arme kinderen, de “schamele” wezen, de vondelingen en verlaten kinderen is het oudste spoor in de bijzondere jeugd- en kinderzorg. Deze vorm van openbare jeugd- en kinderzorg heeft haar wortels in de armenzorg, die vooral vanaf de zestiende eeuw systematisch werd uitgebouwd. In de negentiende eeuw werd dit de opdracht van de Burgerlijke Godshuizen en de Burelen van Weldadigheid, die stand hielden tot ze in 1925 samensmolten tot de Commissies van Openbare Onderstand. Deze Commissies werden in 1974 omgevormd tot de Openbare Centra voor Maatschappelijk Werk (OCMW), die plaatselijk in de gemeenten werkzaam zijn.
Na de Eerste Wereldoorlog worden de beide armbesturen samengevoegd tot een Commissie van openbare Onderstand per gemeente. In het interbellum blijft het aantal kinderen voor wie de overheid moest zorgen hoog, maar gezinsplaatsing verliest daarbij voortdurend aan belang. Hoe dan ook waren een aantal zorgcategorieën sterk afgenomen door de toenemende welvaart en het op het getouw zetten van de sociale zekerheid. Een belangrijke stijging van het aantal bejaarden, reeds in de laatste decennia van de vorige eeuw zichtbaar, zorgde ook voor de sterke uitbouw van het aantal residentiële voorzieningen voor ouderen.
Eerste versie 14 april 2018
Last Updated on 16 september 2022 by Erik Zwysen